Beschrijving
De Nonnenbrug is een vaste stenen brug uit 1978 in de binnenstad van de Nederlandse stad Leiden. De brug verbindt ter hoogte van het Academiegebouw de Nonnensteeg en de Kloksteeg en overbrugt het Rapenburg.
De eerste brug op deze plek werd gebouwd in 1426 (volgens een stadsrekening van dat jaar werd er een nieuwe brug geslagen ‘tussen heer Jacobs van Rysoorde ende den Baghinen’). De naam is pas ontstaan, toen later (circa 1447) de Witte Nonnen zich aan het Rapenburg vestigden in het dominicanessenklooster, dat na het Leidens ontzet in 1574 werd geconfisqueerd en sinds 1581 wordt gebruikt door de Universiteit Leiden. De brug werd vernieuwd in 1609/1610 en herbouwd in 1669 en 1978. In 1911 werd het oostelijke gewelf vernieuwd. Op 2 mei 1968 werd de Nonnenbrug als rijksmonument ingeschreven in het Monumentenregister.
De Nonnenbrug vormt van oudsher ook een deel van de route van de cortèges van de universiteit van of naar bijvoorbeeld het stadhuis of de Pieterskerk.
Het Academiegebouw dateert uit 1516 en is het oudste gebouw van de Universiteit Leiden. In dat jaar werd het gewijd als kapel voor het aan het Rapenburg gevestigde dominicanessenklooster. De gevel bestaat uit acht traveeën, voorzien van hoge spitsboogvensters. Het interieur van de kerk ging in 1566 verloren bij de eerste Beeldenstorm, het gebouw zelf werd na het Leidens ontzet in 1574 geconfisqueerd. Sinds 1581 wordt het gebouw gebruikt door de zes jaar daarvoor gestichte universiteit. In 1616 werd het gebouw verbouwd om het geschikter te maken voor de universiteit. Zo werd de kapel opgedeeld in twee verdiepingen, waarbij het Groot en het Klein Auditorium ontstonden. In het Groot Auditorium staat een dubbel spreekgestoelte. Alleen professoren mogen vanaf het bovenste gestoelte spreken. In het Klein Auditorium is tegenwoordig het schilderij van Johan Bernard Wittkamp uit 1848 te bezichtigen waarop burgemeester Van der Werff tijdens het beleg van Leiden zijn arm aan de uitgehongerde Leidenaars aanbiedt.
De karakteristieke toren van het Academiegebouw dateert uit 1670 en werd gebouwd naar een ontwerp van Willem van der Helm. Dit was echter niet de eerste toren op het dak van het gebouw: van 1632 tot ver in de negentiende eeuw stond er op het dak ook een vierkante houten toren met het kwadrant van Snellius. Dit was de eerste huisvesting van de Sterrewacht Leiden, de oudste universitaire sterrenwacht ter wereld.
Ook de Universiteitsbibliotheek Leiden was aanvankelijk in het Academiegebouw ondergebracht, maar kreeg al in 1591 haar eigen huisvesting.
Naast het Academiegebouw zaten boekverkopers en drukkers, zoals Jordaan Luchtmans, Pieter van der Aa, Willem de Groot, Jan Willem de Groot en Isaac Elzevier, die hun academische drukwerken verkochten aan studenten en professoren. De naam Elzevier werd enkele eeuwen later gebruikt door de grondlegger van het concern Elsevier. Rechts van het gebouw is een gietijzeren hekwerk met poort met daarachter een klein hofje; de huidige ingang van het gebouw is direct links daaraan gelegen. Direct links van de ingang is het Academisch Historisch Museum.
Rechtdoor is de ingang van de Hortus botanicus Leiden, beroemd omdat daar Carolus Clusius en Herman Boerhaave ooit rondliepen. Boven de poort naar de Hortus Botanicus is de tuinkamer. Deze kamer is afkomstig uit een woonhuis aan Rapenburg 69, dat inmiddels door verbouwingen niet meer in haar vroegere hoedanigheid bestaat. Samuel Luchtmans, een bekend drukker en uitgever in de 18de eeuw, en zijn vrouw lieten de fraaie wandbehangsels en de schouw in hun huis aanbrengen. De universiteit, die Rapenburg 69 ook bezit, liet het interieur in 1936 overplaatsen.
Vanaf het Academiegebouw lopen al meer dan vier eeuwen de hoogleraren over de Nonnenbrug, via de Kloksteeg naar de Pieterskerk. Elk jaar opnieuw, bij de opening van het academisch jaar in september, én bij de viering van de dies natalis van de universiteit op 8 februari.